Interview Sanne

Sanne

Naam: Sanne
Leeftijd: 29
Woonplaats: Almere
Werk: Directeur Stichting Scherp en documentairemaker

In september 2023 bezocht ik de première van It’s a man’s world, de derde documentaire van Sanne Kooiman. Voorafgaand aan de film ontving Sanne persoonlijk alle gasten. Ik besloot haar ter plekke te vragen voor deze interviewreeks. Ik kwam Sanne kort daarvoor op het spoor nadat ik haar film Stress to impress zag, een documentaire over omgaan met stress en prestatiedruk. Sanne bleek ook de drijvende kracht achter Stichting Scherp, waar ze zich inzet voor bespreekbaarheid en preventie van psychische problemen onder jongeren. 

Op een zonnige dag ontvangt Sanne mij bij haar thuis in Almere.
We zitten op een grijze hoekbank met uitzicht op het Weerwater, Sanne in kleermakerszit op de bank, haAr blonde haar in een staart. Op tafel staat chocolade en koffie. 

Wat wilde je vroeger worden?

Ik heb verschillende fases gehad. Vóór de middelbare school wilde ik dierenarts worden, daarna binnenhuisarchitect, maar wat het langst is blijven hangen is psycholoog. Wat ik nu doe komt daar redelijk bij in de buurt. Ik ben dan geen psycholoog, maar ik zit wel in de mentale gezondheid. Ik heb altijd interesse gehad in psychologie, was ook altijd de psycholoog van mijn vriendengroep. Vooral jongvolwassenen die problemen in hun leven tegenkomen vind ik interessant. Problemen die je kan oplossen, zoals een depressie of een burn-out, waar meestal een bepaalde levenservaring aan ten grondslag ligt. 

Wat heb jij zelf met het onderwerp prestatiedruk, voldoen aan het perfecte plaatje?

Een aantal jaar geleden ben ik mijn partner verloren aan zelfdoding. Daarvóór had ik geen speciale interesse in het onderwerp. Ik heb geen kwetsbare jeugd of pestverleden, ben altijd best steady geweest. Maar ik heb gezien dat prestatiedruk een hele belangrijke oorzaak is van problemen met mentale gezondheid. En dat we in een tijd leven waarin dat anders is dan vroeger. 

Wat is er anders dan vroeger?

We zijn als maatschappij prestaties steeds belangrijker gaan vinden en ze ook als maatstaf voor het leven gaan zien. Daarbij komen de druk van sociale media en van constant bereikbaar zijn. Je bent steeds bezig met wat er gebeurt in je eigen leven, maar ook aan de andere kant van de wereld. En dichterbij, je ziet continu wat vrienden of collega’s doen. Er komen heel veel prikkels op je af. Daardoor is het steeds lastiger om je eigen leven te leiden.

Je interesse in het thema ontstond na de zelfdoding van je vriend. Uiteindelijk is daar Stichting Scherp uit voortgekomen. Hoe ging dat?

We zijn kort na zijn overlijden gestart met onze eerste documentaire. Vanuit de intentie: wat ons is overkomen, daar willen we anderen voor waarschuwen. Dat voelde ik heel sterk. Die documentaire werd heel goed ontvangen en zo doken we dieper in de wereld van de mentale gezondheid. Zo zijn we in 2017 de stichting gestart. Vanuit administratief oogpunt, het was vooral handig. Maar ook om onder één vlag verschillende dingen te doen en campagnes te kunnen starten.  

 


‘Laten we ophouden over het taboe op mentale gezondheid’ 


 

Met de documentaire To My Loved Ones wilde je mensen waarschuwen. Wat was je belangrijkste boodschap?

Ik dacht dat ik mijn vriend heel goed kende. Dat bleek na vier jaar helemaal niet zo te zijn. En hij was niet iemand die nooit praatte of bij wie je dacht dat hij misschien wel iets verborg. We hadden juist altijd diepe gesprekken over het leven, over tegenslagen. Daarin heb ik nooit gemerkt dat er iets speelde. Dat wilde ik mensen meegeven: ga het gesprek aan, want je weet het nooit. En dan bedoel ik niet dat iedereen een dubbelleven leidt, maar vaak gaan we het gesprek uit de weg. Terwijl het juist veel kan opleveren als je wél die confronterende vragen stelt. Liever dat, dan dat je er achteraf achter komt dat iemand ergens mee zat en tot zo’n drastisch besluit kan overgaan. Nog steeds zeggen mensen vaak tegen me: nee míjn partner, die ken ik supergoed. Dan denk ik: ja, dat dacht ik ook. 

In die film zeg je ook: als je denkt dat je niets te verliezen hebt, wat kan het dan kwaad om je gevoelens te delen? 

Maar hoe zorg je dat een ander zijn ware gevoel toont?

Uiteindelijk kan je niemand forceren om over emoties te praten. Ik heb nooit direct de vraag gesteld: goh, denk je aan zelfdoding? En iemand meldt zelf ook niet zomaar: hé, ik ben superdepressief. Dus voor mij is de crux: een omgeving creëren of iemand aanmoedigen om toch openheid te geven. Daarom is mijn advies om af en toe dieper door te vragen en geen genoegen te nemen met het standaard ‘goed-druk’-antwoord. Als je signalen opvangt, dan kun je best vragen: heb je wel eens nare gedachten? Is dat niet zo, dan zegt iemand dat wel. Is het wel zo, dan heb je een ongemakkelijke stilte en heb je ook je antwoord. Dan kun je er verder over in gesprek.

Wat hield jou staande in de periode na de dood van je partner? 

Werken aan de documentaire To my loved ones was heel belangrijk voor mijn herstel. De houvast van een project dat ik wilde afmaken heeft erg geholpen. En ik had een goed vangnet aan vrienden en familie. Juist door die gebeurtenis zijn vriendschappen die toen wat aan het verwateren waren, weer aangehaald. En ook, heel eerlijk: Zalando. Shoppen heeft me er echt doorheen gesleept: voor jezelf zorgen, de afleiding. 

Na die eerste documentaire kwam de tweede: Stress to Impress. Waarom wilde je hier op inzoomen?

Het uiteindelijke doel is problemen met mentale gezondheid en dus ook zelfdodingen voorkomen. Dat kan door het over mentale gezondheid te hebben, verpakt in thema’s die breder herkenbaar zijn. Achteraf gezien is wat wij deden in onze eerste documentaire – meteen inzoomen op zelfdoding – niet zo handig. Door de nadruk te leggen op zelfdoding spreek je een publiek aan dat daar al geïnteresseerd in is of zelf iets heeft meegemaakt op dat vlak. Dat mag er ook zijn, maar het werkt niet preventief. Terwijl je juist de groep wil aanspreken die mentale problemen heeft, maar nog níet denkt aan zelfdoding. Problemen met mentale gezondheid zijn vaak het gevolg van dingen die eerder mis zijn gegaan. Zo kwamen we op prestatiedruk en later op het thema ‘mannen en mentale gezondheid’. 

Welke inzichten heb je opgedaan bij mensen die je over prestatiedruk sprak?
Ik hoorde onlangs Thijs Launspach spreken, die jij voor deze reeks ook interviewt, en was erg geïnspireerd door wat hij zei over perfectie. Wat wij willen in het leven is meestal niet gek. Je wil een leuke baan, een leuk sociaal leven, misschien een partner. Maar hij zegt: het probleem ontstaat als je al die dingen tot in de perfectie wil. Het moet de perfecte baan zijn, met een superhoog salaris. En met je vrienden moet je uit eten en reizen maken en je partner moet je soulmate zijn. Dat herkende ik heel erg.

Jij noemt dat ook, die realiteitszin. Je zeg dat het niet altijd méér hoeft te zijn. Wat bedoel je daarmee?

Dat is iets waar ik zelf op terug begin te vallen. Met relaties lukt het bij mij bijvoorbeeld niet echt sinds wat ik met mijn partner heb meegemaakt. Ik heb daar PTSS, een posttraumatische stress-stoornis, aan overgehouden en in specifieke situaties komt dat terug, vooral in relatiedingen. En nu ik 29 ben, lijkt dit ‘m voor mij misschien niet te gaan worden. Dat geeft me soms het gevoel dat ik achterloop, er niet bij hoor. Ook doordat dit niet echt geaccepteerd lijkt te zijn. Het is prima als mensen vragen: heb je een partner, kinderen? Maar als het antwoord nee is, ga er dan niet over door. Mij helpt het dan om te focussen op wat ik wél heb, zoals mijn werk en een superleuke familie. Een cliché natuurlijk, maar het helpt om dat op een rij te zetten. Ik heb awesome dingen maar dit stukje dan niet. Je kan niet alles hebben. 

 

Wat voor tips heb je voor mensen om minder druk te voelen van buitenaf?

Ook hier: start vaker het gesprek. Na een lezing die ik gaf op de Universiteit Eindhoven kwamen veel studenten naar me toe die iets wilden vragen. Wat dan opvalt is dat iedereen zegt: ik struggle hiermee, maar ik vind het lastig om erover te praten. Terwijl, als iedereen met iets worstelt, dan kunnen we er toch net zo goed wél over praten? Dan zul je zien hoeveel terugkoppeling en herkenning je krijgt. Dat mensen zeggen: ja, dat herken ik. En dan voel je je minder alleen. We hebben het vaak over het ‘taboe op mentale gezondheid’ en ik zou een pleidooi willen houden waarom we dat geen taboe moeten noemen.

Leg eens uit?

We moeten mentale gezondheid geen taboe meer noemen, want het ís geen taboe. Het is iets waar we allemaal mee te maken hebben en iets wat we allemaal tegenkomen. Het is normaal. En toch, elk artikel over mentale gezondheid gaat over ‘doorbreken van het taboe’. Ik snap dat het lastig kan zijn om een gesprek te openen, maar het ís geen taboe. We moeten het dus niet meer zo noemen.

Was deze frustratie ook de aanleiding voor de documentaire It’s A Man’s World?

Ja, zeker. Dat hoor je ook veel: ‘onder mannen is het een nog groter taboe’. En het wordt mannen inderdaad lastiger gemaakt om het gesprek te starten en emotie te uiten. Mannen worden opgevoed met het idee dat emotie iets is wat ze af moeten houden. Het is onhandig, iets voor vrouwen. Als iemand dat van kinds af aan leert, wordt het vanzelfsprekend lastiger om je emoties in je latere leven wel te kunnen uiten.

Wat is de hoofdboodschap van It’s A Man’s World?

Het belangrijkste is dat er meerdere type mannen zijn. Je hebt niet één mal waar iedereen in past. En ik wilde ook meegeven: als jij wel die stoere man bent met tatoeages, die zo’n homp vlees staat te barbecueën en niet zo emotioneel ingestoken is, is dat fijn. Maar op het moment dat je wel emoties wil uiten, dan is het fijn als dat óók kan en als mensen om jou heen dat ook kunnen doen.
Ik merkte dat ik er aan het begin vanuit een vrouwelijke perspectief naar keek. Logisch, want ik ben een vrouw. Dat moest ik echt loslaten. Ik moest me verplaatsen in de wereld van mannen en waar zij mee te maken krijgen. Ik als vrouw heb bepaalde dingen die mij opgelegd worden. Maar ik heb beseft dat mannen daar net zo goed mee dealen, en dat de verwachtingen ook heftig zijn.

Stress to Impress is uit 2017, en start met de zin: het najagen van geluk is een farce. Zie je dat nog steeds zo?

Ja. Niemand kan beantwoorden wat geluk precies is. Niemand heeft een duidelijke definitie, terwijl we toch opgroeien met een bepaald beeld van wat dat geluk dan moet zijn. Als er een recept was: doe dit en je bent gelukkig, dan hadden we het nu wel geweten.

Als je terugkijkt, zie je dan dat er iets is veranderd voor jongeren, door de jaren heen?

Wat betreft prestatiedruk heb ik niet de illusie dat er over tien jaar ineens geen sociale media meer bestaan of niemand meer bezig is met prestaties. Dus dit zijn thema’s waarmee we moeten leren omgaan. Zeker jonge mensen, die in een ontwikkelende fase zitten. Vaak hoor je over cijfers die tonen dat het zo slecht gaat met de jongeren. Terwijl ik ook zie dat de jongere generatie, dus ‘Gen Z’, makkelijker over dingen praat en klaar is met het idee dat je je vuile was niet buiten mag hangen. Het is daardoor zichtbaarder. Ik denk dat dat die cijfers deels verklaart, omdat mensen eindelijk de ruimte voelen om het erover te hebben. Dat vind ik mooi. Misschien dat het ten opzichte van vijftig jaar terug niet eens zo erg verschilt waar jongeren mee te dealen krijgen, qua mentale gezondheid, zingeving. De onzekerheid die je ervaart en het ontwikkelen van wie je bent. Het is gewoon een rare fase in je leven. Dat is denk ik niet veranderd. Het lijkt ook alsof opleidingen hier nu meer aandacht aan besteden. In mijn tijd kwam mentale gezondheid nooit voorbij.
Nu zien scholen de noodzaak daar aandacht aan te besteden. Want als je jongeren een aanleiding geeft om het gesprek aan te gaan, dan wordt dat makkelijker. En dan geen suïcidepreventie-avonden, al is het ook goed dat die er zijn. Maar wie komen daarop af? Niet de mensen die aan de start van een burn-out staan. Dus er is behoefte aan laagdrempelige bijeenkomsten over mentale gezondheid, die gaan over zingeving, thema’s als sociale media, prestatiedruk, geld, relaties. Herkenbare dingen, zonder dat het meteen heel heftig is.

Je hebt een TEDx-talk gehouden met als thema embracing being average. Hoe kwam je daar op? 

Ik was benaderd om een TEDx op een middelbare school te doen, en vond het een mooie uitdaging. Het was heel spannend, maar ik ben blij dat ik het gedaan heb. Ik heb niet zoveel met mensen die bij zo’n praatje vooral hun successen delen: zo’n indrukwekkende lijst met dingen gaan opsommen. En ik had verwacht dat andere sprekers dat wel zouden doen, wat ik voor die jonge mensen een beetje sneu vond. Dus ik dacht: wat als ik dat hele prestatiegerichte gewoon meteen onderuit haal? Daarom wilde ik ook als eerste.

En wilde je met dit thema zeggen: sloof je niet uit om te voldoen aan het beeld van anderen?

Precies. Het gaat om de schoonheid van het gemiddelde. Want iedereen is in heel veel dingen gemiddeld. Dat is de grootste groep en die is ondervertegenwoordigd. Ondergewaardeerd ook. Maar ergens gemiddeld in zijn, dat is top. Want als iedereen uitblinkt, dan blinkt niemand meer uit. Dus ik wilde de schoonheid daarvan belichten. 

Voel je jezelf dan ook gemiddeld?

In sommige dingen zeker. Soms ondergemiddeld ook, en dat is helemaal prima. Ik denk dat ik weet waar mijn talenten liggen en waar niet. En ik ben mbo’er. Daar heb ik me lang niet comfortabel bij gevoeld. Omdat de maatschappij impliciet en expliciet meegeeft dat het niet goed genoeg is. Daar heb ik erg mee gezeten, maar ik ben nu op een punt dat ik denk: whatever. <

Als je denkt  dat je niets te verliezen hebt, wat kan het dan kwaad om je gevoelens te delen?’

Wat voor tips heb je voor mensen om minder druk te voelen van buitenaf?

Ook hier: start vaker het gesprek. Na een lezing die ik gaf op de Universiteit Eindhoven kwamen veel studenten naar me toe die iets wilden vragen. Wat dan opvalt is dat iedereen zegt: ik struggle hiermee, maar ik vind het lastig om erover te praten. Terwijl, als iedereen met iets worstelt, dan kunnen we er toch net zo goed wél over praten? Dan zul je zien hoeveel terugkoppeling en herkenning je krijgt. Dat mensen zeggen: ja, dat herken ik. En dan voel je je minder alleen. We hebben het vaak over het ‘taboe op mentale gezondheid’ en ik zou een pleidooi willen houden waarom we dat geen taboe moeten noemen.

Leg eens uit?

We moeten mentale gezondheid geen taboe meer noemen, want het ís geen taboe. Het is iets waar we allemaal mee te maken hebben en iets wat we allemaal tegenkomen. Het is normaal. En toch, elk artikel over mentale gezondheid gaat over ‘doorbreken van het taboe’. Ik snap dat het lastig kan zijn om een gesprek te openen, maar het ís geen taboe. We moeten het dus niet meer zo noemen.

Was deze frustratie ook de aanleiding voor de documentaire It’s A Man’s World?

Ja, zeker. Dat hoor je ook veel: ‘onder mannen is het een nog groter taboe’. En het wordt mannen inderdaad lastiger gemaakt om het gesprek te starten en emotie te uiten. Mannen worden opgevoed met het idee dat emotie iets is wat ze af moeten houden. Het is onhandig, iets voor vrouwen. Als iemand dat van kinds af aan leert, wordt het vanzelfsprekend lastiger om je emoties in je latere leven wel te kunnen uiten.

Wat is de hoofdboodschap van It’s A Man’s World?

Het belangrijkste is dat er meerdere type mannen zijn. Je hebt niet één mal waar iedereen in past. En ik wilde ook meegeven: als jij wel die stoere man bent met tatoeages, die zo’n homp vlees staat te barbecueën en niet zo emotioneel ingestoken is, is dat fijn. Maar op het moment dat je wel emoties wil uiten, dan is het fijn als dat óók kan en als mensen om jou heen dat ook kunnen doen.
Ik merkte dat ik er aan het begin vanuit een vrouwelijke perspectief naar keek. Logisch, want ik ben een vrouw. Dat moest ik echt loslaten. Ik moest me verplaatsen in de wereld van mannen en waar zij mee te maken krijgen. Ik als vrouw heb bepaalde dingen die mij opgelegd worden. Maar ik heb beseft dat mannen daar net zo goed mee dealen, en dat de verwachtingen ook heftig zijn.

Stress to Impress is uit 2017, en start met de zin: het najagen van geluk is een farce. Zie je dat nog steeds zo?

Ja. Niemand kan beantwoorden wat geluk precies is. Niemand heeft een duidelijke definitie, terwijl we toch opgroeien met een bepaald beeld van wat dat geluk dan moet zijn. Als er een recept was: doe dit en je bent gelukkig, dan hadden we het nu wel geweten.

Als je terugkijkt, zie je dan dat er iets is veranderd voor jongeren, door de jaren heen?

Wat betreft prestatiedruk heb ik niet de illusie dat er over tien jaar ineens geen sociale media meer bestaan of niemand meer bezig is met prestaties. Dus dit zijn thema’s waarmee we moeten leren omgaan. Zeker jonge mensen, die in een ontwikkelende fase zitten. Vaak hoor je over cijfers die tonen dat het zo slecht gaat met de jongeren. Terwijl ik ook zie dat de jongere generatie, dus ‘Gen Z’, makkelijker over dingen praat en klaar is met het idee dat je je vuile was niet buiten mag hangen. Het is daardoor zichtbaarder. Ik denk dat dat die cijfers deels verklaart, omdat mensen eindelijk de ruimte voelen om het erover te hebben. Dat vind ik mooi. Misschien dat het ten opzichte van vijftig jaar terug niet eens zo erg verschilt waar jongeren mee te dealen krijgen, qua mentale gezondheid, zingeving. De onzekerheid die je ervaart en het ontwikkelen van wie je bent. Het is gewoon een rare fase in je leven. Dat is denk ik niet veranderd. Het lijkt ook alsof opleidingen hier nu meer aandacht aan besteden. In mijn tijd kwam mentale gezondheid nooit voorbij.
Nu zien scholen de noodzaak daar aandacht aan te besteden. Want als je jongeren een aanleiding geeft om het gesprek aan te gaan, dan wordt dat makkelijker. En dan geen suïcidepreventie-avonden, al is het ook goed dat die er zijn. Maar wie komen daarop af? Niet de mensen die aan de start van een burn-out staan. Dus er is behoefte aan laagdrempelige bijeenkomsten over mentale gezondheid, die gaan over zingeving, thema’s als sociale media, prestatiedruk, geld, relaties. Herkenbare dingen, zonder dat het meteen heel heftig is.

Je hebt een TEDx-talk gehouden met als thema embracing being average. Hoe kwam je daar op? 

Ik was benaderd om een TEDx op een middelbare school te doen, en vond het een mooie uitdaging. Het was heel spannend, maar ik ben blij dat ik het gedaan heb. Ik heb niet zoveel met mensen die bij zo’n praatje vooral hun successen delen: zo’n indrukwekkende lijst met dingen gaan opsommen. En ik had verwacht dat andere sprekers dat wel zouden doen, wat ik voor die jonge mensen een beetje sneu vond. Dus ik dacht: wat als ik dat hele prestatiegerichte gewoon meteen onderuit haal? Daarom wilde ik ook als eerste.

En wilde je met dit thema zeggen: sloof je niet uit om te voldoen aan het beeld van anderen?

Precies. Het gaat om de schoonheid van het gemiddelde. Want iedereen is in heel veel dingen gemiddeld. Dat is de grootste groep en die is ondervertegenwoordigd. Ondergewaardeerd ook. Maar ergens gemiddeld in zijn, dat is top. Want als iedereen uitblinkt, dan blinkt niemand meer uit. Dus ik wilde de schoonheid daarvan belichten. 

Voel je jezelf dan ook gemiddeld?

In sommige dingen zeker. Soms ondergemiddeld ook, en dat is helemaal prima. Ik denk dat ik weet waar mijn talenten liggen en waar niet. En ik ben mbo’er. Daar heb ik me lang niet comfortabel bij gevoeld. Omdat de maatschappij impliciet en expliciet meegeeft dat het niet goed genoeg is. Daar heb ik erg mee gezeten, maar ik ben nu op een punt dat ik denk: whatever. <